- hoek
- {{hoek}}{{/term}}1 [algemeen]coin 〈m.〉2 [wiskunde]angle 〈m.〉3 [bokssport]crochet 〈m.〉♦voorbeelden:1 het is uit alle hoeken en gaten gehaald • ça vient d'un peu partout〈figuurlijk〉 iemand alle hoeken van de kamer laten zien • rouer qn. de coupsmet afgeronde hoeken • aux coins arrondisiets in een hoek slingerendaar komt hij net de hoek (van de straat) om • le voilà qui vient de tourner le coin (de la rue)in de hoek (moeten) staan • être (mis(e)) au coinzich niet in een hoek laten drukken • ne pas se laisser marcher sur les pieds〈figuurlijk〉 iemand in een hoek duwen • reléguer qn. au second plan〈figuurlijk〉 iemand in een hoek praten • pousser qn. dans ses derniers retranchementshij woont al tien jaar in die hoek • il habite ce coin depuis dix ans〈figuurlijk〉 hij zit in de hoek waar de slagen vallen • c'est lui qui trinqueom de hoek • 〈letterlijk〉 juste après le coin; 〈vlakbij〉 à deux pas d'icidat kom je niet op elke hoek van een straat tegen • ça ne court pas les ruesop de hoek (van de straat) • au coin (de la rue)de bakker op de hoek • le boulanger du coinflink uit de hoek komen • 〈harde dingen zeggen〉 dire les choses carrément; 〈gul zijn〉 faire des fraisuit welke hoek van het land komt hij? • de quel coin du pays vient-il?nu weet ik uit welke hoek de wind waait • 〈m.b.t. tegenwerking〉 je sais à présent d'où vient le vent; 〈waar men heen wil〉 je sais à quoi m'en tenir2 een dode hoek • un angle morteen rechte hoek • un angle droiteen scherpe hoek • un angle aigueen stompe hoek • un angle obtusdie lijnen snijden elkaar onder een hoek van 45° • ces lignes se coupent en formant un angle de 45 degrés3 een linkse hoek op de kaak • un crochet du gauche sur la mâchoire ↓ envoyer dinguer qc.
Deens-Russisch woordenboek. 2015.